Antoine Oomen
Antoine Oomen (1945) was koorknaap in de Amsterdamse Jozefkerk (1951-1955), organist in de Amsterdamse Duifkerk (1955-1958), organist in de Amsterdamse Chassékerk (1958-1963) en schoolorganist op het Amsterdamse Ignatiuscollege (1957-1963). Vanaf 1961 was hij achtereenvolgens organist, pianist, koordirigent en – tot op vandaag – componist in de Amsterdamse Studentenekklesia. Zijn oeuvre omvat ruim vierhonderd composities op teksten van Huub Oosterhuis, geschreven in opdracht van Stichting Leerhuis en Liturgie. Hij is de componist van De steppe zal bloeien, dat in juni 2006 werd gekozen tot het mooiste Nederlandse religieuze lied, en van het Lied aan het licht, dat in dezelfde verkiezing ook in de top tien (op de zevende plaats) eindigde*. Met het begin jaren negentig door hem opgerichte Koor voor nieuwe Nederlandse religieuze muziek maakt Oomen cd-opnamen van zijn composities en geeft hij regelmatig liturgische concerten. Recente voorbeelden zijn Om leven dat doorgaat, uitgebracht in 2005, Een mens te zijn op aarde, 2007, en Psalm 119 in tweeëntwintig zangen, 2008.
Naast deze kerkelijke loopbaan studeerde Antoine Oomen piano aan het Amsterdams Conservatorium. Hij trad een groot deel van zijn leven op in binnen- en buitenland, totdat het componeren al zijn tijd in beslag begon te nemen. Wel geeft hij nog pianolessen en treedt hij incidenteel op als pianist in de diensten van de Amsterdamse Studentenekklesia. Antoine Oomen is getrouwd en heeft twee dochters.
VAN ACHTER DE NOTEN
Enige tijd geleden, het zal eind november of begin december geweest zijn, vroeg de Nieuwsbriefredactie mij een stukje te schrijven, waarin ik mijn laatste compositie, het ‘NIEUW KERSTORATORIUM’, zou kunnen toelichten. Ik antwoordde voorzichtig dat het mij niet zo’n goed idee leek, maar dat ik ná de uitvoering op Kerstavond nog wel iets zou schrijven. Nu we Kerstavond achter de rug hebben en nu het ‘NIEUW KERSTORATORIUM’ inderdaad zonder gezeur vooraf heeft kunnen klinken, heb ik eigenlijk ook niet zo’n zin in gezeur achteraf.
Het is maar al te duidelijk, welke simpele waarheid hier aan het licht komt: een componist, of laat ik het exclusiever stellen: het type componist waartoe ik hoor, komt zeer ongaarne van achter zijn noten tevoorschijn. En waarom zou hij ook? Al die eindeloze moeite om precies dát en niets anders dan dát, of juist een heleboel meer dan alleen maar dát, in noten te vangen, het moet maar genoeg zijn! Dichters en ook allerlei ander artiestenvolk: hetzelfde laken een pak. Waarom nog eens uitleggen wat al zo nauwkeurig werd samengesteld?
Maar als ik nu toch mijn belofte wil nakomen, waar moet ik het dan over hebben? Over de structuur? Maar die is volmaakt helder (vind ik). Over de melodieën? Maar die zijn uiterst simpel (denk ik). Over rolverdeling, instrumentatie, kleurverschillen, tempowisselingen, dynamische accenten, stiltes, onderlinge verbanden? Al deze ingrediënten zijn stuk voor stuk met de grootste logica verwerkt (meen ik). Een componist kan daar op een bepaald moment heel zeker van zijn. Waar hij tevoren nooit zeker van is, en wat hij soms ook moeilijk gewaarwordt, is de werkelijke overdracht van de emoties die hem bezielden vóór het grote karwei, vóórdat de noten op het papier kwamen te staan. Een compositie mag waarlijk geslaagd heten (althans vanuit het oogpunt van de componist), als die overdracht echt gebeurt. Toch heeft de afnemer van een compositie ook aan dit soort bespiegelingen geen boodschap: het is mooi of het is niet mooi, het is waar of het is niet waar, het doet je wat of het doet je niks.Ik wou dit verhaaltje nu dan ook maar besluiten met het uitspreken van de hoop dat het ‘NIEUW KERSTORATORIUM’ u wat gedaan heeft. Eigenlijk hadden alle andere zinnen van dit stukje ongeschreven kunnen blijven, maar vooruit, nu ben ik dan toch nog een heel klein beetje van achter mijn noten tevoorschijn gekomen.
Antoine Oomen